Besluit classis 23 september 2004 + Notitie CvM

 

BESLUIT VAN DE CLASSIS KAMPEN d.d. 23 september 2004

Materiaal:
- Besluit kerkenraad 26 april
- Mediationovereenkomst + verslag mediators + aanvulling 31 augustus
- Verslag hoorzitting minderheid 28 juni + aanvulling 28 juni + gegevens / aanvulling 2 juli
- Verslag hoorzitting meerderheid 28 juni + aanvulling (Oosterhuis) + aanvulling (Messelink) 2 september
- Rapport en advies deputaten appelzaken voor de classis van 17 september
- Notitie Hoe verder in Kampen-Noord? van de Commissie van Drie 9 september

De classis spreekt als haar oordeel uit:

Ter wille van het heil van de gemeente van Kampen-Noord dienen alle leden van de kerkenraad, inclusief de predikant, terug te treden.

De classis spreekt uit, dat op dit moment niet wordt gekozen voor een losmaking van de
predikant naar artikel 14 van de KO, maar voor de ordemaatregel van een terugtreden,
omdat in deze weg - wanneer hij daaraan wil meewerken - de mogelijkheid kan worden afgetast van een nieuwe start elders, waarbij de schade voor hem en de gemeente zo beperkt mogelijk blijft. Wanneer dit geen optie is, wordt de weg naar een losmaking voorbereid.


Gronden:
1. De verhoudingen binnen de kerkenraad zijn dusdanig verstoord, dat de leden niet langer vruchtbaar kunnen samenwerken.("De kerkenraad van Kampen-Noord is dood", schreven mediators in hun eindrapport).
2. De oorzaken daarvan liggen niet in de schuld van deze of gene, maar in een gezamenlijk onvermogen en tekortschieten.
3. Predikant en andere ambtsdragers zijn er niet in geslaagd om ervoor te zorgen, dat alles in de gemeente van Christus in vrede, op gepaste wijze en met goede orde toegaat, in overeenstemming met wat daarover wordt gezegd in artikel 30 van de NGB, de bevestigingsformulieren en de artikelen 16 en 21 van de KO.
4. Aan de gemeente mag niet langer het Avondrnaal onthouden worden door de interne moeiten van de raad.
5. Het spreken over visieverschillen waarbij de trouw aan Schrift en belijdenis in geding zouden zijn, zonder dat de classis gebleken is dat er concrete zaken van dien aard op tafel liggen of hebben gelegen, is in strijd met 1 Timotheüs 5: 19 en 20.
6. De gemeente gaat hoe langer hoe meer onder de situtatie lijden. Er doen zich in toenemende mate desintegratie-verschijnselen voor. Kerkleden verkeren in groeiende verwarring, tot schade van hun geloofsleven.
7. De classis ziet geen enkele mogelijkheid meer om, in het verlengde van eerdere besluitvorming, aan te dringen op het gesprek dat binnen de kerkenraad gevoerd zou moeten worden, omdat de enige weg die de classis van 28 november 2003 heeft gewezen niet tot dat gesprek heeft geleid.


Concretisering

De classis is van oordeel, dat de uitvoering van dit besluit in deze richting gezocht dient te worden:

De kerkenraad beraadt zich over de uitspraak van de classis en neemt het besluit dit te volgen.
Desnoods kan dit besluit genomen worden door de commissie van drie - overeenkomstig de bevoegdheden die de classis haar bij haar instelling heeft gegeven.

Een eventueel appel schort de effectuering niet op, omdat het heil van de gemeente hier in het geding is.

Vanaf het moment dat dit besluit genomen is, heeft de kerkenraad een demissionaire status. De leden van de raad blijven vooralsnog in functie. Zij behartigen de lopende
zaken; ze geven in voorkomende gevallen bijzondere pastorale zorg en werken mee aan kerkenraadsvergaderingen over zaken die voor de goede voortgang van het kerkelijk leven noodzakelijk zijn.
De predikant preekt niet meer in Kampen-Noord en geeft er ook geen catechisatie; geen van de ouderlingen zal in een leesdienst voorgaan.
Er worden andere voorzieningen getroffen voor het voortgaan van het catechetisch werk.

De gemeente wordt grondig ingelicht, zowel over de genomen beslissingen als over de daaraan ten grondslag liggende motiveringen en over de voorgeschiedenis. Dit gebeurt eerst schriftelijk, en daarna mondeling op een gemeentevergadering.

Vervolgens wordt een procedure opgestart voor de verkiezing van nieuwe ouderlingen en diakenen. Daarbij kan ook de hulp van de genabuurde kerk ingeroepen worden.
De gemeente wordt gevraagd gemotiveerd namen te noemen van geschikte broeders. Desgewenst en zonodig komt de kerkenraad met een enkelvoudige voordracht.
Na verkiezing en bevestiging van de nieuwe ambtsdragers treden de oude kerkenraadsleden af. Dit dient zo mogelijk nog in 2004 zijn beslag te krijgen.

Ook de positie van ds Hoogendoom moet zo mogelijk voor eind december 2004 formeel geregeld worden. Ter wille van een zorgvuldige en loyale behandeling wordt de hulp ingeroepen van deskundigen. Deputaten dienst en recht kunnen op korte termijn predikant, raad en classis behulpzaam zijn. Ds Hoogendoom moet daarbij ook de steun van een vertrouwenspersoon/raadsman krijgen (zie Acta Zuidhorn 351-2).

Zo mogelijk wordt eind november/begin december 2004 weer avondmaal gevierd.




Notitie CvM t.b.v. Classisberaad sept. 2004


HOE VERDER IN KAMPEN-NOORD?

versie kmd & gem

Notitie ten dienste van het beraad in augustus/september 2004

Doel: feiten en omstandigheden op een zuivere manier in kaart bengen,
waardoor een goede basis gelegd wordt voor de noodzakelijke beslissingen van de classis die de problemen in Kampen-Noord zo goed mogelijk tot een einde brengen


Geschiedenis

De kerkenraad van de Gereformeerde Kerk van Kampen-Noord kampt al een aantal jaren met moeiten in de onderlinge samenwerking.

Er zijn verschillende pogingen gedaan om te komen tot een oplossing:

1. In mei 2002 besloot de raad unaniem (waarbij ds Hoogendoom zich van stemming onthield) br J. Zomer te Ede te verzoeken te interveniëren. Omdat ds Hoogendoom geen vertrouwen had in het voorgestelde coachingstraject is in oktober van deze interventie verder afgezien.

2. Begin februari 2003 besloot de kerkenraad de brs Van Bruggen en Dijkstra te vragen hulp te bieden in de vastgelopen onderlinge verhoudingen. Op 30 juni legden zij hun
definitieve rapport op tafel. Zij waren er niet in geslaagd de onderlinge verhoudingen tussen de predikant en (een belangrijk deel van) de kerkenraad op korte termijn te herstellen. Zij beperkten zich daarom tot adviezen voor het verbeteren van de voorwaarden voor herstel. Ze waren tot het oordeel gekomen, dat
· de situatie binnen de kerkenraad onwerkbaar was en bij handhaving van de
huidige situatie onherstelbaar zou worden
· de oorzaak van de problemen niet lag in onwil, dwaling of kwade trouw, maar
vooral in onvermogen om de problemen op te lossen
· er binnen de kerkenraad vooral een gebrek was aan goede leiding en effectieve
besluitvorming
· er daarbij niet zozeer sprake was van verschillen in visie als wel in benadering
en uitwerking
· de predikant door zijn positie als predikant en preses in de kerkenraad de meest
bepalende factor was geworden in het proces van verslechterende
verhoudingen.
Ze stelden dan ook voor de predikant te ontheffen van zijn leidinggevende taken en het komende jaar te gaan gebruiken voor herstel van onderling vertrouwen, het zoeken van de ander, het ontwikkelen van begrip voor ieders motieven en acceptatie van
tekortkomingen.

De kerkenraad aanvaardde dit rapport en verspreidde het in de gemeente.
In september dienden kerkenraadsleden en gemeenteleden hiertegen bezwaarschriften in. Zij achtten de inhoud van het rapport dubieus, hadden er moeite mee dat de spits ervan op de predikant gericht was en waren van mening dat de brede verspreiding haaks stond op het negende gebod.


Tijdens de hoorzittingen van deputaten appelzaken in oktober werd door appellanten gesproken over 'valse beschuldigingen en publieke laster' en over 'afnemende sympathie om een voluit gereformeerde opstelling' bij een groot deel van de kerkenraad, terwijl de predikant uitsprak geen vertrouwen te hebben in de kerkenraad met deze samenstelling.

De classis sprak 28 november uit:
· dat de kerkeraad onvoldoende heeft onderzocht, dan wel doen onderzoeken, in hoeverre visieverschillen op het betrekken van Gods Woord en belijdenis op de mens (gelovige) een bepalende factor vormen voor het huidige overlegklimaat binnen de kerkenraad
· dat de raad onzorgvuldig heeft gehandeld door de bezwaren die tegen de analyse en beoordeling zijn aangevoerd, niet in bespreking te willen nemen
· dat de kerkenraad met name de aanwijzing van de predikant als meestbepalende factor onvoldoende heeft gemotiveerd, c.q. onderbouwd
· dat de raad geen grond had om een (negatief) oordeel uit te spreken over de prediking en de pastorale arbeid van ds Hoogendoorn
· dat de kerkenraad de eer en goede naam van zijn predikant en zijn ambtelijke arbeid heeft geschaad door zijn oordeel zonder meer publiek te maken naar de gemeente toe; dat hij daarmee niet heeft gehandeld in de geest van het negende gebod en dat hij daarover publiek spijt moet betuigen.

3. In december 2003 en januari 2004 sprak de kerkenraad over de ratificatie van deze besluiten. Appellanten conformeerden zich, bij andere leden van de raad bestonden bezwaren en reserves. De visitatoren kwamen met een aantal overbruggingsvoorstellen, om op deze manier de hele raad tot conformeren te brengen. Op 12 januari besloot de kerkenraad deze voorstellen in behandeling te nemen. Op 14 januari verklaarden tien broeders zich daar niet aan te conformeren, maar daarvan in beroep te gaan bij de classis.
Visitatoren constateerden daarop, dat zij zich daarmee schuldig maakten aan scheurmaking, wat door de kerkenraad vervolgens ook aan de gemeente werd meegedeeld.
Besloten werd dat in deze situatie de predikant noch de ouderlingen zouden voorgaan in de erediensten en evenmin de docenten aan de TU voorzover woonachtig in Kampen-Noord en de predikanten van de classis.

Vervolgens richtte (de meerderheid van) de kerkenraad zich tot de classis om hulp, omdat hij geen mogelijkheden meer zag binnen de raad samen te werken en leiding te geven aan de gemeente. Hij verzocht de classis te komen met ervaren en deskundige broeders die het gezag en de zeggenschap hebben en krijgen om mogelijk te maken dat zij in Kampen-Noord weer broederlijk en zusterlijk kunnen samenleven en samenwerken.
De classis stelde daarop de commissie van drie in met de opdracht de goede voortgang van het normale kerkelijk leven te dienen, zoveel mogelijk zonder zich in te laten met het conflict.

De classis boog zich vervolgens over de appelschriften die zij ontving inzake de overbruggingsvoorstellen van visitatoren en wat daar uit voortvloeide. Zij liet zich daarover adviseren door deputaten art 49 van de Particuliere Synode.
De classis
· nam de overbruggingsvoorstellen van visitatoren weg
· nam de beschuldiging van scheurmaking terug
· constateerde dat er geen breuk meer was
· maakte een eind aan het preekverbod
· wees in plaats van de visitatoren deputaten appelzaken aan om te werken aan de uitvoering van de classisbesluiten van november 2003
· en besloot op 17 september te bezien of zij nader in moet gaan op de hulpvraag van Kampen-Noord over hoe in de toekomst weer een goede samenwerking in de raad tot stand kan komen.

4. Op 26 april nam de kerkenraad het volgende besluit:
· de kerkenraad heeft de volgende lijnen uitgezet voor de aanpak van de moeiten:
· de problemen binnen de kerkenraad mogen geen breuk in de gemeente tot gevolg hebben
· we zullen ons concentreren op de diepere inhoud en niet op procedurele punten
· we willen de bestaande impasse doorbreken en ons inzetten voor een beëindiging van de conflicten, met als startpunt het rapport Van Bruggen / Dijkstra, waarbij vervolgens ook eventuele verschillen in visie aan de orde kunnen komen
· we hopen dit eind juni af te ronden
· de classis zal zoeken naar professionele mediators om dit proces te begeleiden
· als het niet lukt er voor 1 september uit te komen, moet geconstateerd worden dat de raad niet in staat is te komen tot herstel van een goede onderlinge samenwerking; dan ontstaat een hoogsternstige situatie waarover de classis vervolgens moet oordelen om verdere verwarring en verdeeldheid te voorkomen en de eenheid van de gemeente te bewaren, vraagt de raad de gemeente af te wachten wat de voorgenomen behandeling van de moeiten zal opleveren en zich niet sterk te laten verontrusten door wat een zaak van de kerkenraad is.

5. De classis had op 28 november 2003 alle betrokken partijen dringend opgeroepen om met elkaar een gesprek aan te gaan onder leiding van externe deskundigen. Zij adviseerde, door tussenkomst van visitatoren professionele mediatars in te schakelen. Op 26 maart 2004 paste de classis dit besluit in zoverre aan, dat in plaats van visitatoren drie deputaten appelzaken daarvoor werden aangewezen. Dat was niet omdat er appèls behandeld moesten worden, maar omdat deze deputaten goed ingevoerd waren in de materie.
Deze deputaten hebben na het kerkenraadsbesluit van 26 april contact gelegd met enkele mediators en hen aan de kerkenraad voorgedragen. Nadat begin juni een overeenkomst was gesloten zijn deze mediators aan het werk gegaan. Helaas moest op 23 juni defInitief worden vastgesteld, dat deze bemiddeling niet heeft opgeleverd wat we hoopten. De mediation heeft geen oplossing van de problemen gebracht. Daarmee was ook geen basis gevonden voor een vruchtbaar doorspreken en ratifIceren van de classisbesluiten van november 2003 en voorjaar 2004.

6. Deze situatie is vervolgens teruggekoppeld naar deputaten appelzaken, die immers in opdracht van de classis de kerkenraad de weg van mediation hadden geadviseerd. Deputaten hebben daarop in een tweetal indringende hoorzittingen de leden van de kerkenraad gevraagd naar hoe zij aankijken tegen de huidige situatie en wat zij menen dat er verder moet gebeuren in het proces waartoe de raad op 26 april heeft besloten. Van deze gesprekken zijn verslagen opgemaakt die samen met de rapportage die de kerkenraad van de mediators ontving de basis vormen waarop na de vakantie beoordeeld en beslist moet worden langs welke weg we verder moeten gaan om te komen tot het gestelde doel: een zo goed mogelijke beëindiging van de problemen waarmee de kerkenraad van Kampen-Noord nu al veel te lang worstelt.


Problemen in de samenwerking of principiële verschillen?

De samenwerkingsproblemen dateren van een jaar of vier, vijf terug. Toch waren er ook al eerder moeiten: vanaf de eerste jaren dat ds Hoogendoorn predikant was in Kampen was er bij een aantal kerkleden een 'anti-Hoogendoorn-klimaat'. Geleidelijk aan zijn - in een proces van actie en reactie - de onderlinge verhoudingen verslechterd en verscherpt, waaraan àlle partijen, hoe dan ook, bijgedragen hebben. Er is dan ook een gezamenlijke schuld.
Zowel binnen als buiten de kerkenraad worden de problemen vereenvoudigd tot een voor of tegen de dominee zijn.
Sommigen zien de moeiten als principiële zaken, die te herleiden zijn tot gereformeerd-zijn of niet.
Een extra complicatie is dat br W.J. Boot lid is van de gemeente; vanuit zijn overtuiging dat de Gereformeerde Kerken in verval verkeren en reformatie nodig hebben, beoordeelt hij de moeiten op een zeer negatieve manier, wat hij ook in een eigen periodiek en diverse rondschrijvens naar voren brengt.

1. In de appelronde van september 2003 is wel gesteld, dat diepgaande visieverschillen oorzaak zijn van de problemen in de samenwerking. Ds Hoogendoorn ziet de voornaamste oorzaak liggen in de botsing van de visies zelf en de intolerante houding die hij bij verschillende leden van de raad ervaart tegenover zijn overtuiging. In wezen gaat het om de visieverschillen zelf. En ten diepste dreigt nu de predikant aan de kant gezet te worden vanwege het uitdragen van een visie of overtuiging die niet welgevallig is. Hij kan zich niet aan de indruk en de overtuiging onttrekken dat ten diepste niet de persoon in geding is, maar de zaken waarover verschil van mening is en de wijze waarop met zulke meningsverschilllen door de kerkenraad wordt omgegaan. Daarin wordt hem, naar zijn gevoel, onrecht aangedaan.
Betrof het alleen zijn persóón, dan was het probleem gauw opgelost: de predikant weg en de vrede is weergekeerd. 'Voor mij zou dat geen onoverkomelijk probleem zijn. Met Gods hulp zoek ik wel weer een weg waar ik met een vrij geweten Hem kan dienen, in welke taak Hij mij ook geeft.' Maar omdat deze oplossing grote gevolgen heeft voor de gemeente, moet hij hier wel tegen protesteren.

2. In een reactie van de kerkenraad d.d. 31 oktober 2003 stelt deze, dat de problematiek zich heeft ontwikkeld tot 'een complexe zaak, waarin feiten, subjectieve beleving van gebeurtenissen, gekleurde perceptie van opvattingen van anderen, emoties en misvorming in de beeldvorming van anderen hebben bijgedragen tot het ontstaan van een bijkans onontwarbare knoop'.
De raad ontkent, dat verschillen in visie die af en toe blijken, van diepgaande principiële aard zijn. Niet bij alle zaken gaat het om dingen die principieel, onoverkomelijk of absoluut vereist zijn Toen de kerkenraad besloot de brs Van Bruggen en Dijkstra in te schakelen, heeft niemand gepleit voor een expliciet onderzoek naar visieverschillen als oorzaak van de geschonden verhoudingen. Nooit is door iemand een inhoudelijke analyse geboden van visieverschillen en hun effecten op de verhoudingen in de kerkenraad. Men komt niet verder dan beweringen, indrukken en overtuigingen. De dominee wekt op zijn minst de indruk, dat de kerkenraad in een aantal gevallen een mening heeft die op gespannen voet staat met Schrift en belijdenis zonder dat hij dit in het verleden en heden met een verwijzing naar besluiten van de kerkenraad heeft gestaafd of staaft. Bij de dominee ontbreekt het vertrouwen in deze kerkenraad.


3. Wij stellen vast, dat tot dusver op geen enkele wijze aangetoond en bewezen is, dat de samenwerkingsmoeiten binnen de kerkenraad hun wortel hebben in diepe principiële verschillen. Van diepgaande principiële verschillen is niets gebleken bij de recente ratificatie van alle synodebesluiten van Zuidhom. Bij een paar besluiten was sprake van enkele onthoudingen, maar niemand heeft tegengestemd.
Ds Hoogendoom heeft ook nergens aangegeven, en met verwijzingen naar notulen gestaafd, dat hij wat voor zijn beleving principiële verschillen zijn, overeenkomstig de opdracht van 1 Timoteüs 5 :20 expliciet aan de orde heeft gesteld in de kerkenraad en dat hij zijn mede-ambtsdragers expliciet heeft aangesproken op wat in zijn ogen een verkeerde benadering was. Als herder en leraar en als preses van de raad droeg hij de eerste verantwoordelijkheid om deze dingen Schriftuurlijk en ordelijk in behandeling te brengen. Een vergelijkbare verantwoordelijkheid ligt er voor andere ambtsdragers die hetzelfde gevoelen hebben.

4.Wanneer er zorgen over trouw aan Schrift en confessie rijzen, dient hier heel zorgvuldig mee omgegaan te worden. Ze mogen niet als onbestemde gevoelens blijven hangen, maar vragen om een grondige bespreking binnen de raad, waarbij de ander goede ruimte krijgt om rekenschap te geven van zijn gevoelen. Wanneer onmiskenbaar helder wordt, dat hier problemen liggen, vraagt dat om openlijke bestraffing in de kring van de raad, volgens 1 Tim. 5:20. Wanneer er geen bewijzen zijn, dat de confessionele integriteit van medeambtsdragers dubieus is, mag de raad beschuldigingen niet in behandeling nemen, 1 Tim. 5:19, en mogen er geen suggesties in deze richting in de lucht blijven hangen. Alle raadsleden hebben er nauwkeurig voor te waken, dat niet door ongegronde en onbewezen beschuldigingen de trouw aan Schrift en belijdenis van een ambtsdrager twij felachtig wordt geacht.

5. Suggesties en onbewezen beschuldigingen mogen bij onze oordeelsvorming op geen enkele manier een rol spelen. Dat geldt zeker wanneer er recht gesproken moet worden. In Deuteronomium 13: 14 lezen we: als er gezegd wordt, dat er snode mannen in Israël de mensen tot afval en afgodendienst brengen, dan zult ge terdege onderzoek doen en grondig navragen; en als het waar blijkt, als het vast staat, dan ...
Dit spreekt van de plicht tot zorgvuldig onderzoek. In een proces behoren eerst de feiten te worden vastgesteld. 'In de rechtspraak is dan ook als basisregel geformuleerd, dat de rechter zich bij zijn oordeel alleen mag baseren op die gegevens van feitelijke aard, waarvan partijen de juistheid en volledigheid hebben kunnen nagaan en ten processe ook ter discussie hebben kunnen stellen', schrijft mr D.A.C. Slump in zijn bijdrage 'Bijbelse principes voor het (kerkelijk) procesrecht' onder verwijzing naar een aantal uitspraken van de Hoge Raad en dergelijke. Al eerder merkt hij op: 'Ook dienen beide partijen uitdrukkelijk de mogelijkheid te krijgen te reageren op het standpunt van de ander en op de door hem ingebrachte stukken. Alleen op deze wijze kan men met enige grond volhouden dat een behoorlijk inzicht is verkregen in de verschillende kanten van een geschil en de achtergrond ervan. ' En om de schijn van partijdigheid te vermijden
'zal zichtbaar moeten worden gemaakt, dat de beslissing niet wordt beïnvloed door een der partijen buiten aanwezigheid van de andere'. (Welles, nietes. Omgang met conflicten, Zoetermeer 2000,97, 96 en 99).
Dat lezen we ook in de Schrift. Deuteronomium 19: 18 en 19 zegt, dat rechters de plicht hebben ingebrachte beschuldigingen nauwkeurig te onderzoeken en als de beschuldiging ongegrond blijkt zelfs de beschuldiger te straffen. 2 Kronieken 19:6-7 waarschuwt de rechters goed op te letten wat zij doen; zij oefenen de rechtspraak niet uit voor mensen, maar voor de HERE, die bij hen is als zij rechtspreken. Daarom moet de schrik des HEREN over hen zijn en moeten zij nauwgezet handelen, want bij de HERE is geen onrecht en geen partijdigheid. En Jesaja 11:3 zegt over de Messias: Hij zal niet richten naar wat zijn ogen zien, noch rechtspreken naar wat zijn oren horen.
Beweringen en suggesties die niet gestaafd worden door onomstotelijke bewijzen mogen dan ook geen rol spelen in een rechtsgang die verantwoord wil zijn. Dat geldt zeker binnen de kerk.

6. Daar komt nog bij, dat hier niet alleen van belang is of er inderdaad feitelijk verschillen van mening te constateren zijn, maar dat ook moet meetellen hoe je met elkaar met die eventuele verschillen omgaat.
In de onzekere tijden waarin we vandaag kerkelijk leven, moet ook een gereformeerde kerkenraad regelmatig zoeken naar de juiste weg, waarop we in het spoor van Schrift en belijdenis gaan. Wanneer niet ieder direct voor de geest staat, hoe dat in bepaalde gevallen precies moet, vraagt dat om grondig doorspreken met elkaar en een pogen elkaar te overtuigen.
Als dat binnen een kerkenraad wordt beproefd en wanneer eigen principiële stellingname bijbels en confessioneel is beargumenteerd, maar daarvoor geen oor gevonden wordt - dan wordt de geestelijke basis waarop we samenwerken aangetast. Maar als de kerkenraadsleden er geen werk van maken om dat gesprek te voeren en de ander te overtuigen, gaan zij verkeerd om met de dingen en met elkaar. Ook als iemand dan zakelijk gelijk heeft, zit hij fout als hij de ander niet aanspreekt en opscherpt, zonodig in een geest van zachtmoedigheid ook terechtwijst.

7. Op beide punten, zowel op de vraag wat men precies als principiële problemen onderling ziet als op de vraag of men daarmee op een zorgvuldige en broederlijke wijze is omgegaan, is tot dusver geen duidelijkheid gegeven.
Als commissie hebben we nog geprobeerd een tweetal korte hoorzittingen te beleggen om nog wat scherper zicht te krijgen op wat men precies als visieverschillen ziet en hoe men daarmee tot nu toe is omgegaan. Dat leek ons wenselijk voor een grotere helderheid binnen de gemeente over de problemen in de kerkenraad. Maar nog meer voor het nemen van verantwoorde beslissingen door het kerkverband. Juist ter wille van een sterkere onderbouwing van het van ons gevraagde advies aan deputaten en classis wilden wij de minderheid en de meerderheid op twee punten bevragen:
1. welke visieverschillen zijn in de laatste vier/vijf jaar aan de orde geweest en wanneer precies?
2. hoe bent u als raad daarmee omgegaan?
Zoals uit deze formulering blijkt, waren onze vragen van marginale en procedurele aard en ging het ons niet om enigerlei inhoudelijke behandeling van de visieverschillen. Zeer tot onze spijt hadden deputaten appelzaken hiertegen ernstige bezwaren, waarom zij ons dringend opriepen van de uitvoering van ons voornemen af te zien.
Hoewel wij het met hun benadering en de daarvoor gegeven argumentatie grondig oneens waren, hebben wij besloten de hoorzittingen niet te laten doorgaan, om te voorkomen dat door procedurele discussies de behandeling van de hoofdzaken zou worden vertroebeld of bemoeilijkt. Intussen liet de minderheid van de raad weten dat zij niet aan een hoorzitting wilden meewerken.
Nu deze poging tot het verkrijgen van grotere duidelijkheid niet is gelukt, rest ons en de classis niet anders dan op grond van de wel beschikbare gegevens de volgende conclusie te trekken:

Het is niet onomstotelijk duidelijk, dat principiële verschillen de oorzaak zijn van de verstoorde en steeds meer vastgelopen verhoudingen binnen de kerkenraad.
Nu hier geen bewijzen zijn geleverd, moeten alle suggesties in deze richting als zodanig worden benoemd en overeenkomstig 1 Timoteüs 5: 19 krachtig afgewezen. Zij mogen ook geen enkele invloed hebben op de beoordeling en de uitspraken van de classis.
De problemen van de kerkenraad moeten gezien en behandeld worden als moeiten in de onderlinge samenwerking
.


Stand van zaken zomer 2004

In het afgelopen jaar hebben de dingen zich zo ontwikkeld, dat we moeten constateren dat de verstoorde verhoudingen steeds meer vastgelopen zijn.

De mediation heeft niet de resultaten gehad waarop we hebben gehoopt: allereerst herstel van onderling vertrouwen en vervolgens een grondig doorspreken van de ervaren problemen. Al heel spoedig bleek het eerste niet te lukken, waardoor men aan het tweede niet kon toekomen.
Mediators kwamen in een korte rapportage tot een zeer negatief oordeel over het optreden van beide partijen. Ze constateerden onder meer dat er geen vertrouwen was in elkaar en dat geen enkele partij een eerste stap richting de ander wilde doen. Hun conclusie was dat men het erover eens was dat ze het niet met elkaar eens zijn. Eindoordeel van de mediators is, dat men willens en wetens met zijn allen het ravijn is ingegaan en dat' het systeem kerkenraad Kampen-Noord dood is.'

De hoorzittingen maakten eveneens duidelijk, dat de pogingen om tot een herstel van verhoudingen te komen geen positief resultaat hebben gehad. Naar de mening van allen zal drastischer ingrijpen nodig zijn, al lopen de gedachten over hoe dat moet sterk uiteen.

De gemeente gaat hoe langer hoe meer onder de situatie lijden. Er doen zich desintegratieverschijnselen voor. De predikant verliest het vertrouwen en wordt steeds meer omstreden. Het wegblijven van ouderlingen uit de diensten waarin hij voorgaat, schaadt het aanzien van de kerkenraad. Kerkleden reageren emotioneel op de situatie en verkeren in toenemende verwarring, tot schade van hun geloofsleven.


Hoe verder?

Er moet snel een eind komen aan de desastreuze ontwikkelingen.
Ter wille van de gemeente, die niet mag worden gescheurd tengevolge van samenwerkingsproblemen binnen de kerkenraad.
Ter wille van de kerkenraad en zijn leden nu hun dienst steeds meer overschaduwd wordt door de moeiten, waardoor de vreugde van het ambt sterk wordt aangetast.
Ter wille van de universiteit en daarmee van vele kerken in Nederland die in meerdere of mindere mate met de gevolgen van de moeiten in Kampen-Noord geconfronteerd worden.


We moeten constateren, dat
· op geen enkele wijze is aangetoond en bewezen, dat de moeiten in de raad ten diepste van principiële aard zijn en samenhangen met trouw of ontrouw aan Schrift en belijdenis en dat suggesties in deze richting overeenkomstig 1 Tmoteüs 5: 19 met kracht moeten worden afgewezen
· er om àndere redenen niet langer geloofd kan worden in een vruchtbare samenwerking de verhoudingen dusdanig zijn verstoord, dat de leden van de kerkenraad niet langer samen verder kunnen
· de oorzaken daarvan niet liggen in de schuld van deze of gene, maar in een gezamenlijk onvermogen en tekortschieten
· predikant en andere ambtsdragers er niet in zijn geslaagd om overeenkomstig de bevestigingsformulieren te zorgen dat alles in de gemeente van Christus in vrede, op gepaste wijze en ordelijk toegaat
· daarom alle ambtsdragers collectief terug dienen te treden, bij voorkeur vrijwillig, maar desnoods gedwongen.

Dit collectief terugtreden is voor alle ambtsdragers een bijzonder ingrijpende stap, maar heeft voor de predikant verdergaande consequenties.
Daarbij dient overwogen te worden wat Joh. Jansen schrijft in zijn Korte verklaring van de kerkenordening bij artikel XI over het onderhoud en ontslag des Dienaars (ed Amsterdam
1976, p 52-53):

Een eigensoortig geval, waarin veelal door de schuld van beide zijden, de verhouding zó gespannen is, dat de gemeente het hem toegezegde onderhoud niet meer geeft en hij er niet meer met zegen kan werken, 't zij dan omdat hij wel de gaven heeft om de gemeente een tijd lang, maar niet om ze vele jaren met stichting te dienen, 't zij dan omdat de karakters niet bij elkander passen, terwijl toch geen van beide partijen zich aan een censurabele zonde schuldig maakt, zodat het niet onder artt. 79 en 80 K. O. valt.
In de 16e en 17e eeuw verplaatste de classe zulk een dienaar dan wel naar een andere kerk (...)


De positie van de predikant kan als volgt geregeld worden:
· Met hem wordt besproken dat hij in de ontstane situatie niet langer met vrucht kanwerken in deze gemeente en dat het welzijn van de gemeente ermee is gediend dat hij terugtreedt.
· Hij wordt niet geschorst of afgezet, maar alleen ontheven van het werk in deze gemeente.
· Hij blijft vooralsnog de dienaar van deze gemeente en wordt door haar financieel onderhouden.
· Hij heeft het recht in andere kerken voor te gaan.
· Hij mag in deze periode allerlei voorkomende diensten verrichten binnen hetkerkverband.

Hoe buitengewoon moeilijk en verdrietig dit ook voor de predikant mag zijn, er moet wel bedacht worden, dat hij hoe dan ook medeverantwoordelijk is voor het ontstaan van de nu onhoudbare situatie. Als herder en preses van de kerkenraad gedurende vele jaren was in het bijzonder aan hem de taak toevertrouwd de gemeente in christelijke vrede te bewaren en droeg hij zelfs een meer dan gemiddelde verantwoordelijkheid. Het zou dan ook onjuist zijn hem vooral als slachtoffer te zien van de uiterst verdrietige ontwikkelingen.


Concretisering

Wij stellen voor: de classis neemt uiterlijk eind september besluiten in deze lijn. Ze laat zich adviseren door deputaten artikel 49 en professor Selderhuis.
Zij spreekt als haar oordeel uit, dat ter wille van het heil van de gemeente alle leden van de kerkenraad dienen terug te treden.

De kerkenraad beraadt zich daarover en neemt een besluit.
Desnoods kan dit besluit genomen worden door de commissie van drie - overeenkomstig de bevoegdheden die de classis haar bij haar instelling heeft gegeven.

Een eventueel appel schort de effectuering niet op.


Vanaf het moment dat dit besluit genomen is, heeft de kerkenraad een demissionaire status. De leden van de raad blijven vooralsnog in functie. Zij behartigen de lopende
zaken; ze geven in voorkomende gevallen bijzondere pastorale zorg en werken mee aan kerkenraadsvergaderingen over zaken die voor de goede voortgang van het kerkelijk leven noodzakelijk zijn.
De predikant preekt niet meer in Kampen-Noord en geeft er ook geen catechisatie; geen van de ouderlingen zal in een leesdienst voorgaan.
Er worden andere voorzieningen getroffen voor het voortgaan van het catechetisch werk.

De gemeente wordt grondig ingelicht, zowel over de genomen beslissingen als over de daaraan ten grondslag liggende motiveringen en over de voorgeschiedenis. Dit gebeurt eerst schriftelijk, en daarna mondeling op een gemeentevergadering.

Vervolgens wordt een procedure opgestart voor de verkiezing van nieuwe ouderlingen en diakenen. Daarbij kan ook de hulp van de genabuurde kerk ingeroepen worden.
De gemeente wordt gevraagd gemotiveerd namen te noemen van geschikte broeders. Desgewenst en zonodig komt de kerkenraad met een enkelvoudige voordracht. .
Na verkiezing en bevestiging van de nieuwe ambtsdragers treden de oude kerkenraadsleden af. Dit dient zo mogelijk nog in 2004 zijn beslag te krijgen.

Ook de positie van ds Hoogendoom moet zo mogelijk voor eind december 2004 formeel geregeld worden. Ter wille van een zorgvuldige en loyale behandeling wordt de hulp ingeroepen van deskundigen. Deputaten dienst en recht kunnen op korte termijn predikant, raad en classis behulpzaam zijn. Ds Hoogendoom moet daarbij ook de steun van een vertrouwenspersoon/raadsman krijgen (zie Acta Zuidhom 351-2).

Eind november/begin december 2004 wordt weer regulier avondmaal gevierd.

Dalfsen, Hardenberg, Nunspeet, 9 september 2004

H.F. Jansma
J. Slotman
G.J. van Middelkoop