H.C. Zondag 18

Vraag 46: Wat belijdt u met de woorden: opgevaren naar de hemel?

Antwoord: Dat Christus voor de ogen van zijn discipelen van de aarde naar de hemel is opgenomen en daar ons ten goede is, totdat Hij terugkomt om te oordelen de levenden en de doden.

Vraag 47: Is Christus dan niet bij ons tot aan de voleinding van de wereld, zoals Hij ons beloofd heeft?

Antwoord: Christus is echt mens en echt God. Naar zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde, maar naar zijn godheid, majesteit, genade en Geest verlaat Hij ons nooit meer.

Vraag 48: Maar als de menselijke natuur niet overal is waar de godheid is, worden dan de twee naturen in Christus niet van elkaar gescheiden?

Antwoord: Beslist niet. Want zijn godheid kan door niets ingesloten worden en is overal tegenwoordig. Daaruit volgt dat deze godheid wel buiten haar aangenomen mensheid is, maar toch ook in haar is en persoonlijk met haar verenigd blijft.

Vraag 49: Wat is voor ons de waarde van de hemelvaart van Christus?

Antwoord: Ten eerste is Hij in de hemel voor het aangezicht van zijn Vader om voor ons te pleiten.
Ten tweede hebben wij in Hem ons vlees in de hemel tot een onderpand, dat Hij als het Hoofd ons, zijn leden, ook tot Zich nemen zal.
Ten derde zendt Hij ons zijn Geest als tegenpand; door zijn kracht zoeken wij wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God, en niet wat op de aarde is.